26, 27 en 28 april.

Week vier is al weer een paar dagen oud en nog steeds is de website nog niet bijgewerkt. Ten eerste is het hier erg warm, waardoor we maar weinig in de camper verblijven. De temperatuur overdag is zo’n vijfendertig graden. ’s Nachts koelt het wel iets af. Ten tweede, drie van de vier magen van het reisgezelschap waren van streek. Op zaterdag hadden we een four-wheel-drive gehuurd voor een rit door de zandbak, die heet hier Erch Chebbi, dus nog niet Sahara. Maar helaas, zowel Cor als Wil waren ziek. De rit kon worden geannuleerd en verplaatst naar de volgende dag, zondag. En toen protesteerde de maag van Gerard. Hele dag in bed gelegen en maar weer de safari afgezegd. De 'campingbeheerder', een hele vriendelijke zwarte man, was zeer geïnteresseerd in het verloop van de ziekte van Gerard. Hij informeerde steeds hoe het ging met ‘mon amie’ en bood medicijnen aan. Dat hebben we toch niet gedurfd. Ik had vorig jaar een portret van hem gemaakt en nu de foto voor hem meegenomen. Hij zorgt er ook voor dat de douches in de toiletgebouwen op temperatuur zijn. Hij moet daarvoor één of beide boilers met een houtvuur opstoken. Als je dus warm wilt douchen, is het raadzaam dat op tijd te melden.

1: het opstoken gaat soms met veel rook gepaard; 2: mon amie; 3: bij z'n boilers.

1: marokkaans kerkhof in de woestijn; 2: steengroeve; 3: drommedaris met jong.

En eindelijk vandaag (maandag) was het dan zo ver. Met een Mitsubishi Pajero rond de duinen. Het waren overigens niet alleen duinen, ook ‘gewoon’ uitgestrekte woestijnvlakten. Op diverse plaatsen gestopt voor de fotomomentjes, als eerste op een hoog duin met een oneindig uitzicht rondom. De bergen van de Algerijnse grens waren hier te zien en ongeveer zes kilometer verwijderd. Daarna, en het is voor ons bijna niet voor te stellen, maar ook op de volgende stopplaats woonden mensen, één Nomadenfamilie op deze plaats. Maar, schrik niet Nederland, het heeft hier de afgelopen twee jaar niet geregend en de meeste families zijn dus verder getrokken. Het benodigde water voor die ene familie wordt met een brommertje uit de bron gehaald, een paar honderd meter verderop.

1: twee kinderen van de familie; 2: de tuin; 3: deel van hun onderkomen.

1: deel van het huis; 2: keuken; 3: deel van de 'woonkamer'.

Het bronwater zit daar op drie meter diepte, in de opgedroogde rivierbedding. “De geit is hun bank” antwoordde onze chauffeur op onze vraag over geld. Als er geld nodig is wordt de geit verkocht. De vrouwen waren aan het broodbakken, terwijl de kinderen toekeken. Dit in een heel klein hutje, géén stahoogte, wel een brandende oven en de evenzo brandende zon er recht boven. Een andere hut herbergde de keuken, weer eentje het ‘huis’. Vlakbij Merzouga bracht de chauffeur ons naar, zoals hij ze noemde, ‘De Zwarte Mannen’.

1,2,3 en 4: het orkest van de zwarte mannen.

Een orkest, samengesteld uit mensen uit Somalië, Mauritanië, Ghana en omliggende landen. Ze speelden voor ons, dansten met ons en we kregen er thee. In het dorp Merzouga wist de chauffeur nog een winkel, natuurlijk. Tapijten, kruiden, sierraden, keramiek, fossielen en nog meer. Ze lieten natuurlijk alles zien, maar waren absoluut niet opdringerig. De rit werd afgesloten met een lunch in het hotel. En als ik zeg lunch, dan is dat eigenlijk een understatement. Salade met brood, elk twee spitjes met vlees, patat en een grote schaal met fruit toe. Een ware, goed verzorgde maaltijd.

Toen was daar nog het zwembad, een heerlijk verkoeling na een warme dag met heel veel onuitwisbare indrukken.

29 en 30 april.

Het wordt wel heel erg warm in de streek waar we tot nu toe verbleven. De buitentemperatuur liep de laatste dagen ‘s middags op tot ongeveer achtendertig graden. We zijn dinsdagmorgen dan ook op tijd vertrokken uit Merzouga, nadat we afscheid hadden genomen van de zorgzame campingbeheerder. “Jusqu'à l'année prochaine. Inshallah” zei hij en zwaaide ons na.

We hadden en camping opgezocht in Tazarine en nadat we bij Rissani naar de N10 draaiden, gaf de navigatie aan dat we honderdvijftig kilometer konden doorrijden.

Weer reden we door een oneindig groot en groots landschap, afgewisseld door een paar kleine dorpjes. De bergen/rotsen waren anders van vorm en kleur, zwart in plaats van de bruine kleur die we zagen op weg naar Merzouga. Het leek hier meer op een vulkanisch landschap. Een deel van de N10 was niet al te best. Veel gaten en het was soms laveren om die gaten te ontwijken. Omdat het niet druk was, kon er vaak rustig worden uitgeweken naar de linker weghelft. Rond een uur of twee vonden wij de afgesproken camping. Klein, het campinggedeelte mat ongeveer veertig bij vijftien meter. De zon brandde aan de hemel en de camping lag helemaal ingebouwd. Wel met palmen, maar weinig tot geen schaduw. Het beloofde ‘zwembad’ was helaas leeg. Toen Cor en Wil later ook daar kwamen, besloten we hier niet te blijven. Maar daar was de campingbaas het niet mee eens. Omdat wij al hadden ingeschreven, maar er in totaal niet langer dan een kwartier waren geweest, wilde hij geld zien: “payer!” riep hij luid en zei dat hij de poort op slot zou doen. Maar nadat ook Wil zich ermee had bemoeid en uitdrukkelijk tegen hem zei: “ouvrir, pas fermer” ging hij door de bocht en mochten we allebeide weer weg. Gelukkig. We vonden in Nekob, dertig kilometer verder een Auberge/Camping met voldoende plaats, geen schaduw maar wel een goed gevuld zwembad.

Vandaag (30-04) bleek dat we allemaal een keer aan de beurt komen, Margot was de afgelopen nacht ziek geworden. Blijven op de schaduwloze camping was geen optie, desnoods maken we er dan maar liggend vervoer van. Dat hoefde gelukkig niet. Eerst nog even de toiletcassette geleegd op de herbergcamping. Luikje open van de afvoerput, was ik precies op tijd voor de kakkerlakkenexcursie. In grote getale gingen ze op stap. Had dit nog nooit eerder gezien.

De route naar de volgende camping, in Agdz, was maar een tochtje van zeventig kilometer. We waren er op tijd en vonden een plaats, grotendeels in de schaduw op de palmoasecamping, met zwembad. Dat is met deze temperaturen bijna een must. Margot heeft de hele dag in bed gelegen. Morgen nieuwe dag, nieuwe kansen…….

1 mei.

En inderdaad, nieuwe kansen. Gelukkig was dit ook een kwaaltje van één dag en we konden voor een groot deel de plannen weer oppakken. We hadden een paar dagen geleden al besloten dat het vandaag wasdag zou zijn. Ook wisten we dat op de camping de mogelijkheid hiertoe aanwezig was. Maar ook na enig speurwerk konden we geen wasmachine vinden. Het bleek dat je gewoon de vuile was bij de receptie kon inleveren en ’s avonds schoon en droog weer in ontvangst kon nemen. Dat hebben we gedaan. Inmiddels hadden we een wasrugzak vol vuile was en die moest in twee machinebeurten worden gewassen. Alles keurig geregeld, en voor de prijs hoefde je het niet te laten. Al met al 60 DH. We hebben rond twaalf uur de fietsen gepakt en zijn naar het centrum gefietst. Een vlakke route zonder veel klim- en daalwerk. Het was druk in het centrum, ondanks dat 1 mei een feestdag is in Marokko. Vele winkeltjes, de ‘openlucht slager’, de Alimentations en andere. Bij de slager werd een levende geit afgeleverd, die heeft waarschijnlijk de avond zelf niet meer meegemaakt. Op diverse plaatsen stonden de tajines al weer klaar, compleet met tomaat ‘on top’. De terrassen waren druk bezet, allemaal mannen. Het was wederom erg warm, vijfendertig graden. En als je dan de vorige dag volledig in bed hebt doorgebracht, is dat toch net een beetje te veel van het goede. We zijn dus niet verder gegaan en rustig aan weer terug naar de camping gefietst. En je raadt het al: zwembad en daarna een broodje.

 

In de loop van de middag streek er een Marokkaanse familie neer op een grasveldje achter de camper. Ongeveer twaalf mensen, van kinderen tot opa en oma bleek later. Ze hadden een soort van familiereünie, ze kwamen uit diverse plaatsen uit de nabije en verdere omgeving.

1: brownies; 2: Nee, 't is geen pistool; 3: heel blij met de auto's.

De hele familie met 'buitenlandse aanhang'.

Er werd gevraagd naar de leeftijd van Gerard. Bleek dezelfde als die van Opa. Eén van de jongens vroeg waar ónze kinderen nu dan waren. Nou, gewoon thuis met hun eigen familie. Hij keek een beetje ongelovig, want zij waren toch met hun hele familie hier. Er werd gegeten, gebeden en gespeeld. Het was een gezellig samenzijn. Wij hadden nog overig speelgoed bij ons en Margot wilde de kleinste van het geheel, een jongetje van vier jaar, de Connexion bus geven. Ik vroeg of ik daar een foto van mocht maken. Maar toen junior mij zag met de camera begon hij spontaan te huilen. Nee, niet vanwege mij. Naar later bleek dacht hij dat het een pistool was. Ja, weet dat maar eens. De andere twee jongens elk ook een auto, ze waren er erg blij mee. De Marokkaanse familie had de maaltijd inmiddels genuttigd en vroeg of wij kwamen theedrinken. Na enige twijfel hebben we ingestemd. Margot moest bij de vrouwen op het kleed gaan zitten. Ik mocht in het gras naast Omar. Oma (de Marokkaanse dan) voelde zich niet helemaal goed en moest eerst bidden. Ze had daarvoor haar voeten al gewassen. Ook had ze op dat moment geen tijd om een hand te geven, eerst bidden. Er werd wat heen en weer gepraat, wisselend in het Engels en Frans. Een heel erg mededeelzaam en gezellig gezelschap. Ondertussen werd de thee gemaakt. Echte Marokkaanse kruidenthee met munt en heel veel suiker. Niet de gewone suiker zoals wij die kennen, maar brokken geconcentreerde suiker. Hoewel wij thuis thee zonder suiker drinken, vinden wij deze zoete thee erg lekker. Omar schonk de thee in, echte ‘hoge thee’. Maar ook wij moesten elk een glaasje ‘hoge thee’ inschenken. Het ging ons gelukkig goed af. Rond een uur of halfzeven hebben wij afscheid genomen en werd er door hun ook opgeruimd. Wel werden we nog uitgenodigd om de volgende dag bij Omar te komen, hij woonde in Agdz. Dat paste niet echt in ons programma. Zoals ze waren gekomen, vertrokken ze ook weer. Rustig en beheerst, in een Renault 11 en een Volkswagen Golf.

Om kwartvooracht werden onze tajines gebracht. We hadden ze ’s middags al besteld en wilden ze bij de campers eten. Lekker koel biertje er bij, wat wil een mens nog meer…….

Tajine met een koel biertje

2 mei.

Vanochtend op tijd weer vertrokken. Een route van 180 kilometer van Agdz naar Taliouine, via de R108 en de N10 (Google Maps: Taliouine). Gedurende het eerste deel van de route was de weg goed. Halverwege was de weg in onderhoud. En dat gaat een beetje anders dan wij thuis gewend zijn. Thuis gebruiken we dan samen afwisselend het overgebleven gedeelte. Niet hier, hier is dan de hele weg, of zoveel daarvan over is, in onderhoud. En dat dan gedurende zestien kilometer. Deels asfalt met afgebrokkelde zijkanten en gaten op plaatsen waar je ze liever niet zou willen hebben en grind. Ja, ’t was even niet anders. Onderweg weer de mooiste vergezichten, en dan bedoel ik echt vérgezichten, oneindige vlaktes. Met diverse kleuren. Maar weer van een heel andere orde dan we eerder al hadden gezien. Op verschillende plaatsen oasen, frisgroen te midden van een dorre omgeving. Halverwege heuse mijnbouw, de Bou Azzer Mines. Overal lag groenachtige aarde en/of gesteente. Deze Bou Azzer mijn is de op vier na grootste kobaltmijn ter wereld.

1: kobaltmijn; 2 en 3: adembenemende landschappen.

De overige kilometers verliepen zonder problemen. We klommen hoog en passeerden diverse passen. Om drie uur waren we op de camping. Margot heeft alle ramen even met spons en zeem bewerkt, een ondankbare klus. Want na een regenbui met heel veel wind en zand/stof was het zicht nog minder dan ervoor.

Als het blijft waaien kan het wel eens een onrustige nacht worden. Daarover eventueel later.

1: onderweg hoog in de bergen; 2: op de camping met uitzicht..........!

3 mei.

Zo hard het gisteren waaide, zo rustig was het afgelopen nacht en ook vanochtend. Vandaag reden we door een geheel ander landschap, onderweg naar Sidi Bibi. Een extra stop voordat we naar Tafraoute gaan. De route was vlak, geen klimmen en dalen zoals de vorige dag. Aan weerskanten van de weg, over een groot deel van de afstand, was landbouw zichtbaar. Koren, pompoenen, bananen en mais. Ook op een paar plaatsen dachten we druivenranken te zien. Langs de hele route stonden de arganbomen. En waar arganbomen staan lopen kudden geiten.

De geiten eten de vruchten van deze bomen. En als ze er vanaf de grond niet bij kunnen komen, klimmen ze gewoon ín de bomen. De pitten van de vruchten worden echter niet verteerd en verlaten de geiten weer via de natuurlijke weg. De geitenkeutels worden vervolgens (door mensen) verzameld en de pitten er uit gehaald. De pitten worden daarna verwerkt tot arganolie. Maar niet aan denken als we de olie kopen.Verder onderweg zowaar een kudde dromedarissen, al grazend van de ene plaats naar de andere. Helaas waren de herders opdringerig, waardoor foto’s maken een beetje problematisch was.

In Ait Melloul boodschappen gedaan bij de buurtsuper en groente en fruit ingeslagen op de markt. We konden er weer helemaal tegenaan. De coördinaten van de camping stonden in de Truus Truus, dus wat kon er mis gaan. Nou, het vinden van de camping, dat ging dus niet. We hebben ettelijke rondjes gemaakt in de stad en kwamen steeds weer op hetzelfde doodlopende punt uit. De coördinaten klopten wel, maar waarschijnlijk zit er een bug in de navigatie en zocht/dirigeerde die ons naar/via een niet bestaande straat/route. Wie het weet mag het zeggen. Uiteindelijk, door middel van wat truukjes, en behulp van het bord ‘Camping’ toch de bestemming gevonden. Een superluxe camping van Franse eigenaren, a la ‘Ik vertrek’, die nog maar zes maanden geleden geopend is. Splinternieuwe gebouwen en we konden douchen zoals thuis. Het enige nadeel, de camping ligt in de middle of nowhere, in een beschermd natuurgebied. De gasvoorziening gebeurt met flessen, zoals overal. Een stroomkabel van het openbare net was er niet. Later op de avond bleek dat Wil ergens had gelezen dat we ’s nacht geen stroom hadden. De camping heeft een eigen aggregaat dat ’s avonds om elf uur uit gaat en ’s morgens weer aan.

Maak jouw eigen website met JouwWeb